Herkennen

De volgende zinnen komen uit Vanden vos Reynaerde. Markeer de clisisvormen.
[highlighter]

1. Ende {der} Bruun die hadde gheleert honich stelen
2. Ende {hijs} hadde rauwe ende toren
3. {Entie} coninc sach Reynaert
4. Hi sprac: ‘Oem {wats} u ghesciet?’

[/highlighter]

 

Vertaling:

1. En heer Bruun had geleerd om honing te stelen
2. En hij was daarover verdrietig en boos
3. En de koning zag Reynaert
4. Hij zei; ‘Oom, wat is er met u gebeurd?’

Uitleg:

1. Der is enclisis van die + her (heer)
2. Hijs is enclisis van hi (hij) + (d) es (een vorm van het aanwijzend voornaamwoord in de betekenis van daarover).
3. Entie is clisis met assimilatie van Ende + die
4. Wats is enclisis van wat + es.

[previous][next]

[symple_toggle title=”Clisis”]

Clisis is de verzamelterm voor het verschijnsel waarbij woorden die tijdens het uitspreken één geheel vormen, aan elkaar worden geschreven: onbeklemtoonde woorden vormen dan een geheel met een beklemtoond woord. Het kan ook zijn dat twee beklemtoonde woorden een geheel vormen. Meestal is dat het geval bij korte woordjes, zoals persoonlijke voornaamwoorden. Clisis komt in het huidige Nederlands voor in spreektaal.

Hedendaags voorbeeld:

Khepem opt Rapenburg gezien is een voorbeeld van clisis. Dit woordbeeld maakt het lastig om te weten wat er precies staat, met name omdat de koppeling van woorden vaak gepaard gaat met een klankverandering. Khepem bestaat eigenlijk uit drie woordjes: Ik heb hem, maar door de uitspraak als een geheel passen lettergrepen zich onderling aan elkaar aan. Clisis is dus méér dan het aaneenschrijven van twee woorden, net omwille van die veranderingen.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Clisis in het Middelnederlands”]

Het Middelnederlands staat heel dicht bij de gesproken taal, dat betekent dat de uitspraak van woorden leidend is, en dat clisis dus heel veel voorkomt in geschreven taal. Het helpt daarom enorm voor je tekstbegrip als je de teksten hardop voorleest, omdat je via de klank van de woorden aanwijzingen voor de betekenis krijgt.

De aard van de klankverandering en de plek waar die optreedt, leiden tot verschillende clisisverschijnselen zoals proclisis, enclisis of verborgen clisis.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Proclisis en enclisis”]

De koppeling kan vooraan het beklemtoonde woord gebeuren, zoals bij kheb. Dit is proclisis. Voorbeelden zijn: tien tiden: te dien tiden; dwater: dat water. De koppeling kan ook achteraan het beklemtoonde woord plaatsvinden, bv. int covent, waarbij het lidwoord dat/het zijn klemtoon verliest en zich vasthecht aan het voorzetsel in. Je vertaalt dit met: in het klooster. Hierbij gaan de eerste twee letters verloren. Dit is enclisis. Andere voorbeelden: Slaepstu? (Slaaps du?) Bij dit voorbeeld zie je heel duidelijk dat de klank verandert, onder invloed van de stemhebbende –s van slaaps; Hoorter (Hoort daer).

In Mooijaart & van der Wal, p.30-31 vind je meer uitleg over clisis.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Verborgen clisis”]

Clisis is soms lastig te herkennen, omdat woorden geheel kunnen versmelten met een ander woord. We spreken dan van verborgen clisis Bijvoorbeeld: ghi brocht: ghi brocht dat/het. Het aanw. vnw/pers. vnw is geheel opgegaan in de werkwoordsvorm brocht en dus niet zichtbaar. Het moet echter wel vertaald worden: u bracht het.  Een ander voorbeeld is Wi draghen (wi draghen en waarbij en een clisisvorm is van het persoonlijk voornaamwoord hem; betekenis: wij dragen hem.

Zie hiervoor Mooijaart & Van der Wal p. 31.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Moeilijke gevallen”]

  1. Clisis bij (persoonlijke) voornaamwoorden
  2. Clisis bij ontkenningen

Persoonlijke voornaamwoorden en ontkenningspartikels (in het Middelnederlands en of ne) zijn kleine woordjes waarbij vaak clisis optreedt en die dus gemakkelijk aan een ander woord blijven ‘vastplakken’.

  1. Persoonlijke voornaamwoorden en ontkenningspartikels (in het Middelnederlands en of ne) zijn kleine woordjes waarbij vaak clisis optreedt en die dus gemakkelijk aan een ander woord blijven ‘vastplakken’.
  2. Soms kan een clisisvorm met een persoonlijk voornaamwoord twee betekenissen hebben. Zo kan bijvoorbeeld Alsi, alse si (toen zij, ev en mv) betekenen, maar ook alse hi (toen hij). De context moet dan uitwijzen wat de juiste vertaling is. Ander voorbeeld: hoordi kan zowel hoort ghi (hoort u) betekenen als hoordet ghi, hoorde u, of zelfs hoorde hi.

Moeilijke gevallen van clisis zijn te vinden bij het persoonlijk voornaamwoord in de derde persoon (hi, si, het en si (mv)). Deze voornaamwoorden hebben onbeklemtoonde vormen, die vaak onderhevig zijn aan clisis. Voorbeelden: hem is een herkenbare vorm van hij, maar heeft ook de clisisvormen –em en –en, maar ook –ene en –ne.

Voorbeeld: soudicken (soude ick hem) voeren na rechte

Vertaling: als ik hem naar het recht zou behandelen

3. Ook clisisvormen in combinatie met een ontkenningspartikel kunnen voor interpretatieproblemen zorgen: In sal morghen scriven bevat een persoonlijk voornaamwoord in combinatie met een ontkenningspartikel: Ic en sal morghen scriven, wat betekent Ik zal morgen niet schrijven.

In Mooijaart & Van der Wal p. 46 vind je meer over clisis bij persoonlijk voornaamwoorden en bij ontkenningen.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Drie andere samensmeltingsverschijnselen: reductie, assimilatie en epenthese”]

In combinatie met clisis treden soms andere woordvormingsverschijnselen op: reductie (verkorting, ), assimilatie (gelijkmaking, ) en epenthese (verlenging, rekking, ). Voorbeelden:

1)      reductie: hanscoen (voor hantscoen, reductie van de t)

2)      assimilatie: omberen (voor ontberen, met eerst totale reductie van de t en dan gelijkmaking (assimilatie, aanpassing) van de n aan de volgende b met als resultaat een m)

3)      epenthese: ar(r)em (verlenging, oprekking door het invoegen van een overgangsklank).

Het is soms lastig deze verschijnselen precies te onderscheiden van elkaar en van clisis. Dat hoeft niet, maar je moet de verschijnselen wel kunnen herkennen. Voorbeelden van reductie in combinatie met clisis: haddic (hadde ic); sidi (sijt ghi); tsinen (te sinen); ic sloegem (ic sloeg hem).

assimilatie: metten hande: met den hande; epenthese: waest: was et (het/dat).

Zie voor reductie, assimilatie en epenthese Mooijaart & Van der Wal, p. 29.

In de loop van de zeventiende eeuw neemt het gebruik van clisis af.  Dat komt omdat het Vroegnieuwnederlands steeds meer een geschreven taal wordt, waarin de rechtstreekse invloed van hardop spreken zich minder laat zien.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 30-31″]

Wat het Middelnederlands soms lastig leesbaar maakt, is het verschijnsel clisis. Dit betekent dat woorden die tijdens het spreken één geheel vormen, ook aan elkaar worden geschreven. Dat gebeurt bij zwak beklemtoonde woorden, die bij het spreken één geheel vormen met een beklemtoond woord. Wanneer dat in de spelling van het huidige Nederlands zou gebeuren, zou de zin ik heb hem op het Rapenburg gezien ongeveer gespeld worden als khepem opt Rapenburgezien. Hier zien we proclisis, dat is clisis aan het begin van een woord (khep), en enclisis, dat is clisis aan het eind van een woord (hepem; opt). Hieronder volgt een reeks voorbeelden. Dikwijls treedt hierbij reductie en/of assimilatie op.

Proclisis:
tien tiden             (= te dien tiden ‘op die tijd’); tallen tiden (= te allen tiden ‘altijd’)
darme man (= die arme man ‘de arme man’); dwater (= dat water ‘het water’)
smenschen herte (= des menschen herte ‘het hart van de mens’).
Enclisis:  
int covent (= in dat convent ‘in het klooster’);
metten hande (= met den hande ‘met de hand’);
hets al om niet (= het es al om niet ‘het is allemaal tevergeefs’)
hi leidene (= hi leide enehij voerde hem’); ic kennen (= ic kenne eneik ken hem’);
slaepstu (= slaeps duslaap je’); dattu (=dat du ‘dat jij’).
hi leidene (= hi leide enehij voerde hem’); ic kennen (= ic kenne eneik ken hem’);
slaepstu (= slaeps duslaap je’); dattu (=dat du ‘dat jij’).

Clisis kan heel verraderlijk zijn, als de enclitische vorm geheel is opgegaan in het voorafgaande woord en dus onzichtbaar is geworden. Bijvoorbeeld:

men (= men en), in een zin als men siet niemant ‘men ziet niemand’ (en is het negatiewoord);
wi draghen ( = wi draghen en ‘wij dragen hem’);
ghi brocht (= ghi brocht het ‘u bracht het’).

Soms zijn clitische vormen voor meerdere interpretaties vatbaar, zoals:

alsi (= 1. alse si ‘toen zij’ of 2. alse hi ‘toen hij’);
hoordi (= 1. hoort ghi ‘hoort u’, 2. hoordet ghi ‘hoorde u’ of 3. hoorde hi ‘hoorde hij’).

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 46 a-d”]

 
  1. mnl. sg
 3. vrl. sg. 3. onz. sg.  3. pl.
nom. hi, -i si, -se het, -(e)t si, -se
gen. sijns, -(e)s haer, -ere, -er, -re -(e)s haer, -ere, -er, -re
dat. hem, -em, -en haer, -ere, -er, -re hem, -em hem, hen, -en
acc. hen, -ene, -ne, -en haer, -se het, -(e)t hem, hen, -se

 

De persoonlijk voornaamwoorden van de 3de persoon hebben steeds naast de volle beklemtoonde vormen ook een of zelfs meerdere enclitische vormen, zoals bovenstaande paradigmata laten zien. Enkele voorbeelden van het gebruik van de clitische vormen zijn te vinden in de volgende passages:

(14) doen hi ende sijn ghebede, seindi alle sinde lede‘toen hij zijn gebed beëindigd had, sloeg hij een kruis over zijn hele lichaam’
(15) die coninc gaffem Eggherics wijf‘de koning gaf hem Eggherics vrouw’
(16) soudicken voeren na rechte‘als ik hem naar het recht zou behandelen’
(17) ten [het en] sal oec niemen wesen lief‘het zal ook niemand aangenaam zijn’
(18) Eggheric haddet gherne ghewroken, maer hi en hads die macht niet‘Eggheric zou het graag gewroken hebben, maar hij had er de macht niet toe’

Let ook op de verraderlijke enclise bij in (in = ic en) in (19):

(19) in willu niet te voete slaen‘ik wil u niet, terwijl u te voet bent, doden’

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 29″]

Reductie, het weglaten van klanken, zien we in bijvoorbeeld prochiane (voor parochiane met de vocaal a die tot nul is gereduceerd) en in hanscoen (uit hantschoen waar de t onder invloed van de volgende s niet meer uitgesproken wordt).

Assimilatie, het aan elkaar aanpassen of gelijk worden van klanken die op elkaar volgen, is ook in het moderne Nederlands een bekend proces; denk aan de uitspraak ombeleefd < onbeleefd (n wordt m onder invloed van de volgende b) en huizwerk (s wordt z voor een stemhebbende klank). In het Middelnederlands zien we dit in de geschreven taal terug, bijvoorbeeld in huysfrou (uit huysvrou): v wordt stemloze f na de stemloze s; onttoen (uit ontdoen): aanpassing van de d aan de voorafgaande t.

Ook het invoegen (epenthese) van een overgangsklank zien we in de spelling; bekende typen zijn invoeging van de sjwa zoals in arem en herefst (voor arm en herfst) en van een d in alder en sijnder (voor aller en sijner).

[/symple_toggle]

Leave a Comment.