Inzicht

Los de vetgedrukte clisissen op, schrijf de woorden achter elkaar zonder +-teken. Gebruik geen hoofdletters.

Walewein gaat achter het schaakbord aan en heeft het bijna te pakken

  1. Ende hadt wel metter hant gevaen
  2. Maer hij liet dor der tale
  3. Die boven laghen in die zale:
  4. Hadsine sien daer [su_tooltip position=”south” content=”misgrijpen”]achter vaen[/su_tooltip]
  5. Endt hem danne ware ontgaen
  6. Si mochter mede hare [su_tooltip position=”south” content=”spot”]sceren[/su_tooltip] maken.

[fill]

  1. [met der]
  2. [liet het][liet dat]
  3. /
  4. [hadden si ene][hadden si hem]
  5. [ende het][ende dat]
  6. [mochten daer]

[/fill]

Vertaling:

En hij had het [het schaakbord] zeker met de hand gevangen,
maar hij liet het na vanwege de woorden
van degenen die boven zaten in de zaal:
Als zij hem zouden zien misgrijpen
En het [schaakbord] was hem dan ontgaan,
Dan konden zij hem daarom bespotten.

Uitleg:

  1. Clisis van met + der (3e naamval na voorzetsel met) vanwege die hant (vrouwelijk).
  2. Liet is een verborgen clisis, de t is het restant van het onpersoonlijk het/dat dat verwijst naar het vangen van het schaakbord.
  3. /
  4. Hadsine is samengesteld uit hadde si ene [hem, accusatief/4e naamval].
  5. Ende is een clisis van het voegwoord ende plus het persoonlijk voornaamwoord het.
  6. mochter bestaat uit mochten (3e persoon meervoud) + daer, verwijzend naar achter vaen, het misgrijpen, r.4. Let op: het werkwoord mog(h)en betekent in het Middelnederlands, net als in het hedendaagse Duits vaak kunnen.

[previous][next]

[symple_toggle title=”Clisis bij pronomina”]

In het onderdeel Clisis I is besproken dat in het Middelnederlands veel woorden aan elkaar gekoppeld en aan elkaar geschreven worden. Dit noemen we clisis. Bij clisis zijn heel vaak pronomina betrokken, omdat dat korte woordjes zijn. Vaak worden zelfs meerdere pronomina in één clisis opgenomen. Dan vindt doorgaans ook assimilatie of reductie plaats. Clisis kan heel verraderlijk zijn, wanneer de enclitische vorm helemaal is opgenomen in het voorafgaande woord, zoals in de vorm wi draghen -> wi draghen en (hem). Voorbeelden zijn te vinden in Mooijaart & van der Wal. Zie hiervoor M&W p. 30-31 en p. 46.

Voorbeelden van clisis in combinatie met pronomina:

  • dattu -> dat du
  • hi leidene -> hi leide ene (en, ne, ene = ene = hem)
  • hi sagene -> hi sag ene (hem)
  • kindine -> kinde hi ene (hem)
  • entie -> ende die
  • waest -> was dat
  • waert -> ware dat
  • tien tiden -> te dien tiden

Speciale, vaak voorkomende gevallen zijn:

  • in -> voorzetsel in of ic en
  • alsi -> alse hi of alse si
  • hoordi -> hoorde hi; hoort ghi (hoort u); hoordet ghi (hoorde u)

In zo’n geval moet de context uitwijzen welke oplossing de juiste is.

Let op: De woorden die in een clisis zijn opgenomen, worden gevormd naar de regels van de flexie. Zij krijgen dus hun vorm naar aanleiding van hun functie in de zin. Voorbeelden:

  • Oest totter wilder Denouwe                       (datief)
  • Ende west totter wilder see                        (datief)

(Naar het oosten tot aan de wilde Donau en naar het westen tot aan de wilde zee)

  • int covent -> in dat covent
  • metten hande -> met den hande (enkelvoud!)

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 30c-31a; 46″]

Wat het Middelnederlands soms lastig leesbaar maakt, is het verschijnsel clisis. Dit betekent dat woorden die tijdens het spreken één geheel vormen, ook aan elkaar worden geschreven. Dat gebeurt bij zwak beklemtoonde woorden, die bij het spreken één geheel vormen met een beklemtoond woord. Wanneer dat in de spelling van het huidige Nederlands zou gebeuren, zou de zin ik heb hem op het Rapenburg gezien ongeveer gespeld worden als khepem opt Rapenburgezien. Hier zien we proclisis, dat is clisis aan het begin van een woord (khep), en enclisis, dat is clisis aan het eind van een woord (hepem; opt). Hieronder volgt een reeks voorbeelden. Dikwijls treedt hierbij reductie en/of assimilatie op.

Proclisis:
tien tiden             (= te dien tiden ‘op die tijd’); tallen tiden (= te allen tiden ‘altijd’)
darme man (= die arme man ‘de arme man’); dwater (= dat water ‘het water’)
smenschen herte (= des menschen herte ‘het hart van de mens’).
Enclisis:  
int covent (= in dat convent ‘in het klooster’);
metten hande (= met den hande ‘met de hand’);
hets al om niet (= het es al om niet ‘het is allemaal tevergeefs’)
hi leidene (= hi leide enehij voerde hem’); ic kennen (= ic kenne eneik ken hem’);
slaepstu (= slaeps duslaap je’); dattu (=dat du ‘dat jij’).

 

hi leidene (= hi leide enehij voerde hem’); ic kennen (= ic kenne eneik ken hem’);
slaepstu (= slaeps duslaap je’); dattu (=dat du ‘dat jij’).

 

Clisis kan heel verraderlijk zijn, als de enclitische vorm geheel is opgegaan in het voorafgaande woord en dus onzichtbaar is geworden. Bijvoorbeeld:

men (= men en), in een zin als men siet niemant ‘men ziet niemand’ (en is het negatiewoord);
wi draghen ( = wi draghen en ‘wij dragen hem’);
ghi brocht (= ghi brocht het ‘u bracht het’).
 

Soms zijn clitische vormen voor meerdere interpretaties vatbaar, zoals:

alsi (= 1. alse si ‘toen zij’ of 2. alse hi ‘toen hij’);
hoordi (= 1. hoort ghi ‘hoort u’, 2. hoordet ghi ‘hoorde u’ of 3. hoorde hi ‘hoorde hij’).
 

Clisis bij persoonlijk voornaamwoorden in de 3e persoon

  3. mnl. sg 3. vrl. sg. 3. onz. sg. 3. pl.
nom. hi, -i si, -se het, -(e)t si, -se
gen. sijns, -(e)s haer, -ere, -er, -re -(e)s haer, -ere, -er, -re
dat. hem, -em, -en haer, -ere, -er, -re hem, -em hem, hen, -en
acc. hen, -ene, -ne, -en haer, -se het, -(e)t hem, hen, -se

 

De persoonlijk voornaamwoorden van de 3de persoon hebben steeds naast de volle beklemtoonde vormen ook een of zelfs meerdere enclitische vormen, zoals bovenstaande paradigmata laten zien. Enkele voorbeelden van het gebruik van de clitische vormen zijn te vinden in de volgende passages:

(14) doen hi ende sijn ghebede, seindi alle sinde lede‘toen hij zijn gebed beëindigd had, sloeg hij een kruis over zijn hele lichaam’
(15) die coninc gaffem Eggherics wijf‘de koning gaf hem Eggherics vrouw’
(16) soudicken voeren na rechte‘als ik hem naar het recht zou behandelen’
(17) ten [het en] sal oec niemen wesen lief‘het zal ook niemand aangenaam zijn’
(18) Eggheric haddet gherne ghewroken, maer hi en hads die macht niet‘Eggheric zou het graag gewroken hebben, maar hij had er de macht niet toe’

 

Let ook op de verraderlijke enclise bij in (in = ic en) in (19):

(19) in willu niet te voete slaen‘ik wil u niet, terwijl u te voet bent, doden’

[/symple_toggle]

Leave a Comment.