Herkennen

Markeer het woord dat een karakteristiek kenmerk heeft van het Brabantse dialect.

In de Sidrac, een veertiende-eeuws wetenschappelijk werk, geeft de filosoof Sidrac antwoord op de vragen van koning Boctus. Op de vraag waar parels en karbonkels vandaan komen, antwoordt Sidrac:

[highlighter]

Ende soe compt die regen uter {locht} ende valt in die [su_tooltip position=”south” content=”oesters”]cokielgie[/su_tooltip] ende dan [su_tooltip position=”south” content=”gaan ze dicht”]luken sy toe[/su_tooltip] mits den wille Goids ende gaen te gronde ende bliven dair [su_tooltip position=”south” content=”100″]C.[/su_tooltip] jare ofte meer.

[/highlighter]

 

Vertaling: En dan komt de regen uit de lucht en valt in de oesters, die dan naar Gods wil sluiten, naar de bodem (van de zee?) gaan en daar 100 jaar of langer blijven.
Uitleg: Een kenmerk van het Brabants is dat men een korte o voor u gebruikte. Dat is hier het geval bij locht (=lucht).

[previous][next]

[symple_toggle title=”Dialecten”]

Het Middelnederlands is een verzamelnaam voor de dialecten die in de periode van ongeveer 1100/1200 tot ca. 1500 gesproken werden in het Nederlandse taalgebied, dat bestond uit het huidige nederland, Vlaanderen en een deel van Belgisch brabant.

Het Middelnederlands is geen standaardtaal: per regio en zelfs binnen een klein gebied was er variatie. Sprekers konden elkaar echter wel verstaan en men las elkaars geschriften, al is het zo dat kopiisten de teksten veelal aanpasten aan hun eigen dialect. Vooral literaire teksten kunnen daardoor sporen van verschillende dialecten bevatten.

De spelling is in elk geval meer fonetisch dan de huidige spelling. De principes van gelijkvormigheid (bijv. land, want meervoud landen) en analogie (bijv. hij antwoordt, want ook hij loopt) worden nog niet gehanteerd.

De belangrijkste dialectgroepen zijn: Vlaams, Brabants, Hollands, Limburgs en het Oostelijke Nederlands. Het Fries, als aparte taal, hoort er niet bij. Zie ook Mooijaart & Van der Wal, p. 16.

Enkele veel voorkomende dialectkenmerken uit de belangrijkste dialectgroepen: 

Vlaams

  • ee in plaats van ei: beedep.v. beide
  • De onverwachte aan- of afwezigheid van de h: het verschijnsel van de hypercorrectie. Deze kan de vorm aannemen van procope (wegvallen) aan het begin van een woord (ebbep.v. hebbe) of van een verkeerd geplaatste h die er eigenlijk niet hoort te staan (hute i.p.v. ute, hout i.p.v. out – wat dus voor verwarring kan zorgen). In teksten van de West-Vlaming Jacob van Maerlant, maar ook in Van den vos Reynaerde (in het Gentse tot stand gekomen) tref je heel wat hypercorrecties aan.
  • Oup.v. oe voor labialen en gutturalen (bouc)
  • Typisch Vlaams is de clitische vorm entie voor ende + hi.

Brabants

  • op.v. u: locht i.p.v. lucht
  • uep.v. oe: guet in vergelijking met goet

Hollands

  • ft i.p.v. cht (gifte in vergelijking met Vlaamse ghichte; afterp.v. achter)
  • i in plaats van e: mitp.v. met

Limburgs

  • Behoud van old/aldp.v. out/oud
  • Gebruik van ichp.v. ic
  • Lange oop.v. lange aa: joer (waarbij de e als verlengingsteken dient van de o, zie beneden) versus jaer (met weer die verlengende e)

Oostelijke dialecten

  • Eveneens behoud van old/ald
  • Lange eep.v. ie: breve i.p.v. brieve en leef i.p.v. lief

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Korte klinkers”]

Woorden met korte klinkers worden niet altijd op dezelfde manier geschreven. Er kunnen klinkerwisselingen optreden. Soms zijn deze wisselingen terug te voeren op dialectische varianten, maar dat hoeft niet. Vaak voorkomend zijn is versus es en op versus up.

In Mooijaart & Van der Wal op p. 31 staat een overzichtje van veel voorkomende vocaalwisselingen. Het is belangrijk om je te realiseren dat er zoveel variatie mogelijk is: bij het opzoeken van woorden in het woordenboek blijkt dat een woord niet altijd te vinden is onder het meest voor de hand liggende lemma. Kijk in dat geval of dit iets te maken kan hebben met vocaalwisseling.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Lange klinkers”]

Bij de lange klinkers is er meer variatie mogelijk (ook binnen één tekst) dan bij de korte klinkers. Lange vocalen in een gesloten lettergreep worden

  • soms verdubbeld (been, huus, soms ook wiif en miin – maar vaker wordt dat wijf en mijn)
  • soms met één letter gespeld (meestal in oudere teksten) zoals jar en hus. Dit verschijnsel zie je vooral vóór r+dentaal: beghert, vermort
  • In veel teksten treedt de e op als verlengingsteken (jaer – de lange a wordt trouwens zelden als aa geschreven), maar ook de i vind je als verlengingsteken (dus ook mogelijk is: jair – of ook wel iaer). De schrijfwijze wiif kan op deze wijze worden verklaard: verlenging van de eerste i om aan te geven dat het om een lange klank gaat. De meeste teksten hebben de spelling ij, zoals in wijf. De j is echter geen hedendaagse j, maar een verlengde i en wordt geplaatst als er twee i’s naast elkaar staan. Je spreekt het woord echter uit als wief. Let op: clein wordt uitgesproken als ons hedendaagse klein.
  • Ook de spelling van huis moet oorspronkelijk worden geïnterpreteerd als verlenging van de u door middel van i. Je spreekt het woord dus uit als huus en zo wordt het ook meestal gespeld. De tweeklank ui doet pas in de 17e eeuw zijn intrede.
  • De klank oe kan worden gespeld zoals wij het verwachten (boec), maar ook als bouc (Vlaams). Het kan echter ook dat de spelling oe wijst op een lange o. Bij een woord als oec (ook) levert dat geen interpretatieproblemen op, maar bij groet ligt dat al anders. De context moet in dat geval duidelijkheid brengen.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Medeklinkers”]

  • De w deze wordt vaak geschreven als dubbele u of Omgekeerd kan de dubbele uu ook geschreven zijn als w, zoals bijvoorbeeld in wt, uut. In moderne, kritische edities is dit meestal aangepast.
  • De v kan ook worden geschreven als u.
  • g wordt meestal gh Let op: de gh-varianten zijn niet als lemma in het Middelnederlands Woordenboek opgenomen. M.a.w. als je het woord weghen invoert in het digitale woordenboek zul je geen zoekresultaat krijgen, bij wegen daarentegen wel. Beperk je bij zoekinstructies dus niet tot het venster ‘origineel trefwoord’.
  • k wordt gewoonlijk c gespeld (maar voor e is het wel steeds k), in verdubbeling ck. In het papieren woordenboek vind je onder de k eerst woorden die met k gespeld zijn en daarna zijn de woorden met c, uitspraak k
  • de combinatie ks wordt cs of x
  • sch wordt ook gespeld als sc of sk (maar in het woordenboek moet je deze woorden opzoeken bij sch)
  • z wordt vaak als s gespeld
  • Let op het weghalen en toevoegen van de h in Vlaamse dialecten.
  • Voor een –r ziet men veel vocaalwisselingen en soms ook rekking. Zo kunnen de varianten sterc, starc en staerc naast elkaar voorkomen. Zo ook de varianten erde, eerde, aerde.

Zie ook Mooijaart & van der Wal p. 32.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Getallen”]

Getallen worden voluit geschreven of in Romeinse cijfers weergegeven: drie of iij. De laatste i wordt meestal verlengd tot een j. Om verwarring te vermijden plaatsen kopiisten voor en na een getal in Romeinse cijfers meestal een punt .iij.. Een combinatie waarbij wordt afgetrokken (4 weergegeven als iv) is niet gebruikelijk. In Middelnederlandse teksten wordt dat .iiij. en 190 wordt dan .clxxxx. Bij honderdtallen en duizendtallen kiezen kopiisten vaak voor een superscripte C (100) of M (1000), bijvoorbeeld in VC.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 16″]

Middelnederlandse dialecten  

Het Middelnederlands is een verzameling Frankische dialecten, behalve het oostelijk Middelnederlands, dat is een Saksisch dialect is (Frankisch en Saksisch zijn allebei West-Germaanse dialecten). Het Fries hoort er, als aparte taal, niet bij. De grenzen zijn niet altijd scherp te trekken. Vooral ambtelijke teksten, zoals rekeningen, koopactes en keuren, die in en voor een bepaalde stad of andere locale instantie geschreven werden, vertonen duidelijke kenmerken van één bepaald dialect. Bij literaire teksten, die we vaak uit afschriften van afschriften kennen, is dat veel minder het geval; een dergelijk handschrift kan sporen van verschillende dialecten vertonen.
Van de vijf belangrijkste dialectgroepen volgen hier enkele voorbeeldzinnen met karakteristieke dialectkenmerken.

Vlaams:

  • Procope (wegval) van h– aan het begin van een woord: ebbe (vgl. hebbe), uus (vgl. huus). Daarnaast ook hypercorrecte h: houd (vgl. oud), huut (vgl. uut).
  • ee– i.p.v. –ei-: cleen (vgl. clein), beede (vgl. beide).

Brabants:

  • o– i.p.v. –u-: aldos (vgl. aldus), vrocht (vgl. vrucht).
  • ue– i.p.v. –oe-: vuerde (vgl. voerde), guet (vgl. goed).

Limburgs:

  • ei– i.p.v. –ee-: eyn (vgl. een), gemein (vgl. gemeen).
  • oe-spelling die optreedt voor een lange –oo-klank die optreedt i.p.v. een lange –aa-: gedoen (vgl. gedaan), joer (vgl. jaer).

Hollands:

  • i– i.p.v. –e-: mit (vgl. met), wit (vgl. wet).
  • ftp.v. –cht: stift (vgl. sticht), eeraftigh (vgl. eerachtich ‘eerzaam’).

Oostelijke dialecten:

  • Lange –ee– i.p.v. –ie-: leef (vgl. lief), sele (vgl. siele).
  • old/oltp.v. –oud/out: gold (vgl. goud), solde (vgl. soude).

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 31″]

Overzicht van varianten

Woorden kunnen in het Middelnederlands in heel verschillende gedaantes voorkomen. Hierboven werden al verschillende dialectvarianten besproken. Hieronder volgt nog een overzicht van veelvoorkomende variatie, met per geval enkele voorbeelden.

Vocaalwisselingen:

i – e:                        ghewis – ghewes; is – es; sinte – sente
e – i:                        mensce – minsce; enghel – inghel; denken – dinken
(vaak voor nasaal + consonant)
e – ei:                    ende – einde; pensen – peinsen; venstre – veinstre (voor nasaal + dentaal)
ee – ei:                   bede – beide; cleen – clein; vleesc – vleisc
o – u:                      op – up; vol – vul; sonder – sunder

o – eu:                   verhoghen – verheughen; droghe – drueghe; slotel – sloetel (N.B.: de eu-klank wordt                     gespeld eu, ue of oe)
u – i/e:                  dunne – dinne; brugghe – bregghe; sulk – selk (door ontronding)
ie – uu:                 vier – vuur (vuur); liede – lude; diere – dure (duur)

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 32″]

Variatie bij of onder invloed van consonanten:

r:                             verschillende vocaalwisselingen voor r, ook met rekking (langer worden):
werm – warm – waerm; sterc – starc – staerc; werf – warf; begheren – begharen;                            erde – eerde – aerde; derst – darst – durst – dorst
r:                             treden – terden; ros – ors/hors
(paard); vrede – verde (r-metathesis)
l:                              old/t > oud/t: olt – out; altare – outare; gegolden – gegouden
h:                            half – alf; historie – istorie
(h-procope); omgekeerd ute – hute (uit); oudste – houdste                   (hypercorrectie)
d:                            moeder – moer; leden – leen (syncope van d)
ft – cht:                graft – gracht; viftich – vichtich `(vijftig); gifte – gichte (aan het eind van een woord)

[/symple_toggle]

Leave a Comment.