Herkennen

Markeer de vooropgeplaatste objecten. Het zijn er vier.

De volgende passage komt uit de liefdesroman Floris ende Blancefloer. De heidense koning Fenus verwoest het land van de Christenen:

[highlighter]

[su_tooltip position=”south” content=”Hij meerde onverwachts aan bij het strand”]Hi sciere meerde an een sant[/su_tooltip],
Ende ghinc op inder kerstinen lant.
{Roof ende brant} dedi stichten,
{Die mure} breken, {die borghe} slichten;
{Cloesters}, [su_tooltip position=”south” content=”abdij, kloosterkerk”]{monstre}[/su_tooltip] {ende gods huus}
Dede testoren die coninc Fenus.

[/highlighter]

 

Vertaling: Hij meerde onverwachts aan bij het strand en trok het land van de Christenen binnen. Hij roofde het leeg en stichtte brand. Hij brak muren en burchten af. Koning Fenus maakte kloosters, abdijen en kerken met de grond gelijk.Uitleg: De tekstpassage bevat vier objecten (lijdend voorwerpen): Roof ende brant; Die mure; die borghe, Cloesters, monstre ende gods huus. Het laatste object is een woordgroep, behorend bij het werkwoord testoren. In het hedendaagse Nederlands zetten wij het object achter de pv in plaats van ervoor.

[previous][next]

[symple_toggle title=”Woordvolgorde II: vooropgeplaatst object”]

Anders dan wij gewend zijn, hebben ook het lijdend voorwerp (direct object) en het meewerkend voorwerp (indirect object) in de Middelnederlandse zin geen vaste plaats. Lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kunnen in de Middelnederlandse zin vóór het onderwerp staan, voorbeelden:

cleder ende paerde vercochten si te halver warde->
kleding en paarden verkochten ze voor de halve prijs (vooropgeplaatst lijdend voorwerp)
aenden man ghebrac dierste trouwe -> bij de man verdween als eerste de trouw/ de man was het eerst ontrouw.
(vooropgeplaatst meewerkend voorwerp)

De plaatsing in de zin is vrijer, omdat de gebruikte naamval aangeeft welke functie (accusatief -> direct object; datief -> indirect object) deze woorden in de zin hebben. Zie ook Mooijaart & Van der Wal, p. 93.

Let op: Als het eerste object een klein woordje is, hecht het zich vaak aan de pv (clisis), voorbeeld: doe worpense die lieden int water -> toen wierpen de mensen haar in het water.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 93″]

Pronominale directe en indirecte objecten staan in het Middelnederlands regelmatig vóór een nominaal subject: doe sloech hem die riddere ‘toen sloeg de ridder hem’; daer nare berechte hem Walewein al dat hi weet ‘daarna berichtte Walewein hem alles wat hij weet’; als dit Elegast hadde gesproken ‘toen Elegast dit had gezegd’. In het huidige Nederlands is die volgorde veel minder mogelijk. De woordvolgorde komt nog voor in passieve zinnen als ik zag dat hem een lintje werd uitgereikt en bij werkwoorden als bevallen in ik hoorde dat hem dat niet beviel, maar ik hoorde dat hem de rector van school stuurde klinkt ouderwets.

[/symple_toggle]

Leave a Comment.