Toepassen

Nogmaals dezelfde zin:

‘Sidi in huus Reynaert?
Ic bem Bruun des coninx bode.’
[QTL-Question id=52]

[previous][next]

[symple_toggle title=”Flexie II”]

Een nog niet besproken aspect van de flexie is de sterke en de zwakke flexie. De basisregel is eenvoudig. Bijna alle zelfstandige naamwoorden die eindigen op een –e zijn zwak en alle zelfstandige naamwoorden die niet eindigen op een –e zijn sterk. Zie hiervoor Mooijaart & Van der Wal, p. 39.

Zwakke en sterke zelfstandige naamwoorden kunnen zowel mannelijk, vrouwelijk als onzijdig zijn, voorbeelden:

mensche –> mannelijk -> zwak
herte -> onzijdig -> zwak
siele -> vrouwelijk -> zwak
gast -> mannelijk -> sterk
hof -> onzijdig -> sterk
daet -> vrouwelijk -> sterk

Het zwakke zelfstandig naamwoord krijgt een –n in alle meervoudsvormen, maar ook, en dat kan verwarring geven, in de genitief enkelvoud en de datief enkelvoud (afhankelijk van het geslacht):

mensche ->  mannelijk ->  menschen     (genitief enkelvoud)
herte -> onzijdig -> herten                          (genitief enkelvoud)
siele -> vrouwelijk -> siele(n)                     (genitief en datief enkelvoud)

Aan de woordvorm kun je dus niet zien of menschen, herten en sielen enkelvoud of meervoud zijn. De context moet dat uitwijzen.

De sterke zelfstandig naamwoorden krijgen een –e in de datief enkelvoud (los van het geslacht):

gast –> mannelijk -> gaste
hof –> onzijdig -> hove
daet –> vrouwelijk -> dade

Een uitzondering op bovenstaande regels zijn de mannelijke persoonsnamen op –ere en
are, zoals bijvoorbeeld:

riddere
scrivere
mordenare

Deze mannelijke persoonsnamen worden niet volgens de zwakke maar volgens de sterke flexie verbogen. Dit betekent dat scrivere zowel enkelvoud als meervoud kan zijn! Zo’n situatie kan natuurlijk voor verwarring zorgen. In het Middelnederlands ontwikkelen zich vanaf de 14de eeuw dan ook meervoudsvormen voor mannelijke woorden op –e, zoals scriveren, ridders en ridderen.

Let op: het Middelnederlands is geen ijzeren systeem. De regels worden niet altijd regelmatig toegepast. Zo ontbreekt soms bij een sterk mannelijk of onzijdig zelfstandig naamwoord na een zwak beklemtoonde lettergreep de uitgang –e in de datief enkelvoud:

enghele wordt dan enghel

Het belangrijkste is dat je de sterke en de zwakke zelfstandige naamwoorden in de praktijk herkent en dat je enkelvoud en meervoud niet door elkaar haalt. Combineer woordvormen dus altijd met de context om de bedoelde betekenis te achterhalen.

Behulpzaam is het schema in Mooijaart & Van der Wal, p. 40, waar een overzicht van het naamvalssysteem te vinden is.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 39″]

De zwakke flexie wordt gekenmerkt door een n, in alle meervoudsvormen van de substantieven, maar ook – en dat kan misleidend zijn – in de genitief enkelvoud (mannelijk en onzijdig) en in de genitief en datief vrouwelijk enkelvoud. Bij deze laatste categorie kan de –n ook wegvallen.

De (e)s-uitgang bij substantieven is kenmerkend voor de genitief enkelvoud mannelijk en onzijdig van de sterke flexie. Die uitgang komt ook bij lidwoorden en adjectieven voor (vb: dies/des en goets) en bij alle substantieven, zowel sterk als zwak.

De (e)r-uitgang is bij lidwoorden en adjectieven kenmerkend voor de genitief en datief enkelvoud vrouwelijk en voor de genitief meervoud bij alle geslachten (dier/goeder).

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 40″]

Overzicht van het Middelnederlands naamvalssysteem
  sterk zwak
Mannelijk    
sg. nom.gen.dat.acc. die goededies/des goets/goedendien/den goedendien/den goeden gastgast(e)sgastegast menschemenschenmenschemensche
pl. nom.gen.dat.acc. die goededier/der goederdien/den goedendie goede gastegastegastengaste menschenmenschenmenschenmenschen
Onzijdig
sg. nom.gen.dat.acc. dat goededies/des goets/goedendien/den goedendat goede hofhoveshovehof hertehertenherteherte
pl. nom.gen.dat.acc. die goededier/der goederdien/den goedendie goede hovehovehovenhove hertenhertenhertenherten
Vrouwelijk
sg. nom.gen.dat.acc. die goededier/der goederdier/der goederdie goede daetdaet/dadedaet/dadedaet sielesiele(n)siele(n)siele
pl. nom.gen.dat.acc. die goededier/der goederdien/den goedendie goede dadedadedadendade sielensielensielensielen

[/symple_toggle]

Leave a Comment.