Toepassen

In het volgende fragment uit Van den vos Reynaerde heeft Bruun de beer het flink te verduren:

Die pape liet den cruus staf
[su_tooltip position=”south” content=”aan een stuk door”]Ghestichte[/su_tooltip] slaen, slach in slach,
Ende die coster metter vane
Ghinc hem vastelike ane.

 

[QTL-Question id=76]

[previous][next]

[symple_toggle title=”Zwakke, sterke en onregelmatige werkwoorden”]

Het Nederlands kent sterke en zwakke werkwoorden.

Zwakke werkwoorden hebben de uitgang –d(e)of –t(e) in de o.v.t. en v.v.t:

  • keren: keerkeerdegekeerd

Let op: nieuwe werkwoorden zijn altijd zwak: google, googlede, gegoogled.

Sterke werkwoorden hebben de uitgang –en in de v.v.t. én een klinkerwisseling in de o.v.t. en v.v.t:

  • nemen: namgenomen
  • weten: wistgeweten

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Zwak, sterk en onregelmatig in het Middelnederlands”]

Het Middelnederlands kent ook zwakke en sterke werkwoorden.

Zwakke werkwoorden

De zwakke werkwoorden in het Middelnederlandse worden als volgt vervoegd. Zie het schema in Mooijaart & Van der Wal p. 64.

Merk bij het schema op dat veel vormen gelijk zijn. De vorm keert kan bijvoorbeeld een hi of een ghi vorm zijn bij de infinitief keren, maar deze vorm is ook gelijk aan de conjunctiefvorm van de tweede persoon meervoud: ghi keert. Het is dus zaak goed op de context te letten bij de vertaling van Middelnederlandse werkwoorden.

Enkele zwakke werkwoorden en hun vervoeging:

  • keren: kerekeerdegekeert
  • maken: make – makede/maecte – gemaect

Denk er aan dat het Middelnederlands fonetisch gespeld wordt. De kofschipregel is hier niet relevant.  Zie ook Mooijaart & Van der Wal, p. 63.

Sterke werkwoorden

De sterke werkwoorden worden als volgt vervoegd , Zie daarvoor het schema in Mooijaart & Van der Wal, p. 63/64. In de tegenwoordige en verleden tijd vallen vooral de eerste en de tweede persoon enkelvoud op. Deze vormen krijgen standaard een –e of –s, zowel bij zwakke als sterke werkwoorden: ic keredu keers; ic neme  – du neems.

Enkele sterke werkwoorden en hun vervoeging:

  • nemen: namgenomen
  • spreken: sprackgesproken
  • weten: wiste/wostegeweten

Onregelmatige werkwoorden

Er is nog een derde categorie in het Middelnederlands: onregelmatige werkwoorden. Er zijn verschillende varianten mogelijk, bijvoorbeeld:

A

  • De uitgang van het zwakke werkwoord in de o.v.t.: –d(e)of –t(e) in de o.v.t. en
  • de uitgang –en van het sterke werkwoord in de v.v.t.,

zoals bij:

  • onnen [=gunnen]: (ic an) – onstegeonnen

Deze variant heeft dus kenmerken van zowel zwakke als sterke    werkwoorden.

B

Een klinkerwisseling in de o.t.t. (en niet zoals bij sterke    werkwoorden in de o.v.t.),

zoals bij:

  • konnen: kankon(de)/konstegekonnen
  • mogen: mag (meught) – mochtewi mochtengemog(h)en

C

Er zijn ook werkwoorden die nu eens de ene vervoeging hebben,                dan weer de andere,

zoals bij:

  • lachen: lachte/loechgelachen

Hier is de o.v.t. soms zwak, soms sterk.

D

Sommige werkwoorden hebben een keelklank in de verleden tijd en het voltooid deelwoord, maar niet in de infinitief,

zoals:

  • dwaen: dwoechdwoeghenghedweghen (wassen)
  • plien: plachplaghenghepleghen/gheploghen (plegen)

Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden in het Middelnederlands

Veel voorkomende onregelmatige werkwoorden zijn:

  • doen:

doedede/deed/deegedaen

  • willen:

wil(le)/wellewil(le)de/wou(d)/wulde/woidegewilt/gewout/gewouden

  • sijn:

o.t.t.: ben/binbest/bistbes/bissijnsijt – sijn

o.v.t.: waswaerswaswarenwaertwaren

v.v.t.: gewesen/gewest/weest/gesijn/gesin

Een vorm van zijn die vaak voorkomt is de coniunctivus (aanvoegende wijs): ware à ware het so: als het zo was

Zie voor de onregelmatige werkwoorden Mooijaart & Van der Wal, p. 70.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”Voltooid deelwoorden zonder prefix -ge“]

De meeste Middelnederlandse participia hebben net als in het hedendaagse Nederlands het prefix –ge (ook gespeld –ghe), dat oorspronkelijk de voltooiing van een handeling aangaf. Bij een aantal werkwoorden die het aspect van voltooiing al in zich dragen, ontbreekt het prefix soms. De belangrijkste zijn de voltooide deelwoorden comen bij comen ‘komen’; leden bij liden ‘voorbijgaan’; bleven bij bliven ‘worden’; bracht bij bringen ‘brengen’; vonden bij vinden ‘vinden’; worden bij werden ‘worden’. Door analogie kregen deze participia echter in de loop van de Middelnederlandse periode doorgaans ook een prefix.

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 64″]

Hieronder volgen de vervoegingen van het Middelnederlandse keren als voorbeeld van een zwak werkwoord en van nemen als voorbeeld van een sterk werkwoord.

 

Vervoeging van de ZWAKKE werkwoorden in het Middelnederlands

infinitief (onbepaalde wijs)
-> keren
participium presentis (tegenwoordig deelwoord)
-> kerende
participium preteriti (voltooid deelwoord)
-> gekeert

 

presens indicatief(aantonende wijs) presens conjunctief(aanvoegende wijs) preteritum indicatief preteritum conjunctief
1. sg. ic kere ic kere ic keerde ic keerde
2. sg. du keers du keers du keerdes du keerdes
3. sg. hi keert hi kere hi keerde hi keerde
1. pl. wi keren wi keren wi keerden wi keerden
2. pl. ghi keert ghi keert ghi keerdet ghi keerdet
3. pl. si keren si keren si keerden si keerden

 

imperatief (gebiedende wijs

  1. keer/kere
  2. keert/keret

 

Vervoeging van de STERKE werkwoorden in het Middelnederlands

infinitief (onbepaalde wijs)
-> nemen
participium presentis (tegenwoordig deelwoord)
-> nemende
participium preteriti (voltooid deelwoord)
-> genomen

presens indicatief(aantonende wijs) presens conjunctief(aanvoegende wijs) preteritum indicatief preteritum conjunctief
1. sg. ic neme ic neme ic nam ic name
2. sg. du neems du neems du naems du naems
3. sg. hi neemt hi neme hi nam hi name
1. pl. wi nemen wi nemen wi namen wi namen
2. pl. ghi neemt ghi neemt ghi naemt ghi naemr
3. pl. si nemen si nemen si namen si namen

 

imperatief (gebiedende wijs)

  1. neem/neme
  2. neemt/nemet

[/symple_toggle]

[symple_toggle title=”M&W 70-71″]

Onregelmatige werkwoorden

Behalve de zwakke en de sterke werkwoorden, is er nog een reeks ‘onregelmatige’ werkwoorden. Het zijn onder meer werkwoorden met vocaalwisseling in het presens (zoals ic can – wi connen/ ik kan – wij kunnen; ic mach – wi moghen/ik mag – wij mogen; ic sal – wi sullen/ik zal – wij zullen) en een afwijkend zwak preteritum. Vergelijk de volgende Middelnederlandse werkwoorden met hun stamtijden en in de rechterkolommen het paradigma van het presens indicatief:

infinitief preteritum indicatief participium preteriti presens enkelvoud presens meervoud
dorren ‘durven’ dorste(n) gedorren/gedorst ic dardu dorreshi dar wi dorrenghi dortsi dorren
dorven ‘behoeven’ dorste(n) (niet opgetekend) ic darfdu dorfshi darf wi dorvenghi dorvetsi dorven
connen ‘kunnen’ conste(n) geconnen ic candu canshi can wi connenghi contsi connen
mogen ‘kunnen, mogen’ mochte(n) gemogen ic machdu machs/ macht/mogheshi mach wi mogenghi mogetsi mogen
onnen ‘gunnen’ onste(n) geonnen ic andu onshi an wi onnenghi ontsi onnen
sullen ‘zullen, moeten’ soude(n) (niet opgetekend) ic saldu suls/ sult/ southi sal wi sullenghi sultsi sullen

 

Deze werkwoorden hebben in het presens dezelfde vocalen en uitgangen als de sterke werkwoorden (klasse 1 t/m 6) in het preteritum. De verklaring voor dit verschijnsel is, dat ouder preteritumvormen presensbetekenis hebben aangenomen. We noemen ze dan ook preterito-presentia. Deze werkwoorden hebben nieuwe zwakke verleden tijden gekregen (zie de t in dorste, conste enz.).

Historisch gezien horen ook dogen, moeten en weten tot deze groep. Ze hebben alleen geen vocaalwisseling in het presens.

 

infinitief preteritum indicatief participium preteriti presens enkelvoud presens meervoud
dogen‘waarde hebben, deugen’ dochte(n) gedogen ic doochdu doochshi dooch wi dogenghi dogetsi dogen
moeten‘moeten, mogen’ moeste(n) gemoeten ic moetdu moetshi moet wi moetenghi moetsi moeten
weten ‘weten’ wiste(n) geweten ic weetdu weetshi weet wi wetenghi weetsi weten

 

Andere zwakke werkwoorden met een afwijkend preteritum en voltooid deelwoord zijn:

infinitief preteritum indicatief participium preteriti
brengen brachte(n) (ge)bracht
denken dachte(n) gedacht
dunken dochte(n) gedocht
roeken ‘geven om’ rochte(n) gerocht
werken wrachte(n) gewracht

 

[/symple_toggle]

Leave a Comment.